A.F.A.M. Wetzer, 4 augustus 2007
Ook dit pand stond op het 76½ voet brede perceel. Het in de cijnsboeken aangegeven geldbedrag komt omgerekend neer op een perceelsbreedte van circa 3,30 m. Dit is bijna gelijk aan het huidige pand exclusief de zijmuren. In het begin van de 16de eeuw moet Lies van Doern de zettingen en de hertogcijns betalen. Het cijnsboek van 1573 geeft eerst Jacob Henrixss 'inde drye heringen' op, daarna de weduwe van Zeeger Jacops, de viskoper. Het huis is later tegen het grote rechter buurpand gebouwd. De gemeenschappelijke zijmuur aan deze zijde dateert uit de 14de eeuw. De muur heeft in de kelder baksteenwerk dat uit dezelfde tijd kan dateren. Het achtergedeelte van de kelder heeft een enkelvoudige eiken balklaag, maar deze bestaat vermoedelijk uit hergebruikte moerbalken. De kelder onder het voorste gedeelte, die vanaf de straat toegankelijk is, is in de 19de eeuw voorzien van een nieuw tongewelf. Aangezien het pand in het midden van de 20ste eeuw twee maal ingrijpend is verbouwd, weten we weinig meer dan wat enkele bouwdossiertekeningen aangeven. Het oude pand bezat een hoge begane grond die voorzien was van een insteekverdieping. De tweede verdiepingsbalklaag telde vijf balkvakken. | 464 |
Seukens771. "De drie Heringen". De naam dagteekent van lang vóór 1756, in welk jaar hier een Delftsche Porcelijnwinkel was. | 50 |
1865 | G.P. Tinnebroek (touwslager en winkelier) |
1875 | A. Seukens (touwslager) |
1881 | J.M. Bouwens (rijks ambtenaar) - A. Seukens (mr. touwslager) |
1908 | A. Seukens (touwslager handel in scheeps- en vischartikelen) |
1910 | H.P.L.L. de Rooij (touwhandel) |
1928 | Th.B. Kok - H.C. Pasmans |
1943 | A.B. Stoffenhuis - A.W.C. Boelens (koopman in manufact.) |